Insectenmonitoring: welke systemen kennen we?

De komende maanden zullen er weer tal van plaaginsecten onze gewassen weten te vinden en zich vermenigvuldigen. Een belangrijk onderdeel van onze ICM-aanpak is monitoring. Volgens de ICM-aanpak wordt er pas gespoten op het moment dat er meer dan een bepaald aantal insecten zijn. U wilt er namelijk voor zorgen dat uw bespuiting zo effectief mogelijk is en zo weinig mogelijk schade doet aan natuurlijke vijanden. Hierbij een beknopt overzicht van de diverse monitoringssystemen voor verschillende plaaginsecten.

Luizen

Luizen vormen voornamelijk in suikerbieten en pootgoed gevaar, omdat ze virussen overbrengen. Met verschillende systemen worden luizen gevangen. Zo tellen medewerkers van Suiker Unie en Delphy wekelijks op een aantal plaatsen de bladluizen in suikerbieten en maken die gegevens bekend via de bladluiskaart. In pootgoed worden luizen gevangen met vangbakken en een zuigval. NAK heeft op dit moment één zuigval in Nederland op 10 m hoogte, die de migratie van luizen meet en zo een 40 gele vangbakken verspreidt over de pootgoedgebieden. Partners van CropSolutions plaatsen ook vangbakken verspreidt over het werkgebied om een nog beter beeld van de luizenpopulatie te krijgen. De Groene Vlieg monitort luizen met gele vangplaten in bloembollen van week 14 tot week 26. Op de vangplaat worden de luizen wel een beetje vervormd, waardoor de soort luis moeilijk te herkennen is, maar het geeft wel een goede indruk van de totale luisdruk.

Uienvlieg

De uienvlieg wordt gevangen met witte bekertjes gevuld met lokmiddel voor insecten en een conserveringsmiddel. Dit wordt door de Groene Vlieg gebruikt als indicatie voor het inzetten van de SIT-techniek. Wekelijks worden de valletjes geteld van week 16 tot week 36.

Wortelvlieg

Op de rand van wortelpercelen worden vier gele plakvallen geplaatst (op voor de wortelvlieg gunstige plaatsen). De lijmplaatjes worden wekelijks vervangen en de volgende dag door de Groene Vlieg in het laboratorium gecontroleerd. De vangperiode is voor de eerste vlucht vanaf begin mei, of opkomst van de wortelen, tot eind juni. Voor de twee (en derde) vlucht is dit van begin juli tot in oktober (vier weken voor het rooien). Monitoring van de wortelvlieg is effectief voor wortelen en knolselderij.  

Bonenvlieg

De bonenvlieg wordt in dezelfde witte bekertjes als de uienvlieg gevangen en ook weer door de Groene Vlieg gedetermineerd.

Trips

Trips wordt gevangen met blauwe vangplaten in spruitkool. Wekelijks worden deze vangplaten geteld. Deze worden vanaf eind april tot half oktober wekelijks gemonitord. In uien worden ook wekelijks trips gevangen met blauwe vangplaten van de Groene Vlieg. De vallen worden van eind mei tot het moment van rooien gemonitord.

Koolmot & koolvlieg

De koolmot en koolvlieg worden in spruitkool gevangen met feromoonvallen (deltaval). Monitoring vindt plaats vanaf begin mei tot rooien. In het perceel worden de motten en vliegen gedetermineerd.

Kniptorren (ritnaalden)

Kniptorren worden ook met behulp van feromonen gelokt. De meest voorkomende kniptorren Agriotes Lineatus en A. obscurus worden hiermee gevangen. Wekelijks worden de vallen geleegd. De Groene Vlieg determineert de vallen wekelijks, maar dat kan ook de teler zelf. De vallen zijn via CZAV te bestellen.

Samen aan de slag

U kunt zelf ook veel doen aan monitoring van insecten. Wanneer uw adviseur de volgende keer bij u is, neem eens de tijd om op zoek te gaan naar insecten op uw perceel.