Hoe kunnen we de kniptor aanpakken?

Ritnaalden kunnen in veel gewassen en met name in aardappelen schade veroorzaken. De ritnaald is de larve van een kniptor. De ritnaald zet haar eitjes afzet in granen en grassen in de maanden mei, juni en juli. In Nederland zijn twee soorten actief: Agriotes lineatus en Agriotes obscurus. Na de eiafzetting in mei, juni en juli kan de larve zo’n 3 tot 4 jaar in de bodem overleven en schade aanrichten. In het voorjaar kan dit leiden tot plantwegval en in het najaar tot kwaliteitsschade in bijvoorbeeld aardappelen.

Voorkomen is beter dan genezen

In het kader van geïntegreerde teelt kun je ritnaalden beheersen door te voorkomen dat de kniptor zijn eitjes afzet. Dit kan door op het juiste tijdstip een bespuiting uit te voeren. Met een feromoon worden mannetjes gelokt en opgevangen in een val. Door de val wekelijks te legen en tellingen uit te voeren kan het beste moment voor een bespuiting bepaald worden.

In de val gelokt

Bij deze bestrijding wordt gebruikgemaakt van percelen met granen, grassen en luzerne waarin feromoonvallen geplaatst worden. Hierbij worden mannetjes van de twee belangrijkste soorten kniptorren door feromonen gelokt en gevangen in een val. Vallen moeten rond half april geplaatst worden, en daarna wekelijks geteld worden. In de module Mijn Kniptormonitoring op ons extranet Mijn CZAV, kun je deze tellingen invoeren en krijg je direct een advies wanneer je het perceel het beste kunt bespuiten.

Wat is er nodig voor kniptormonitoring?

Om mee te doen aan Kniptormonitoring zijn 4 vallen per 5 hectare nodig en 8 dispensers met seksferomonen (4 stuks per soort). Na zes weken moet het feromoon verwisseld worden. Op Mijn CZAV kun je de tellingen bijhouden en zo werken aan een betere beheersing van ritnaalden.

Aan de slag met Kniptormonitoring? Bekijk hier onze pagina.