Contouren van het nieuwe mestbeleid

In deel 1 van deze reeks werd uiteengezet hoe de mestwetgeving in Nederland er tot nu toe uitziet. De invloed van de Europese Unie is groot, maar er is ook veelvoudig rekening gehouden met de specifieke omstandigheden en wensen van teelten, telers en veehouders. Dit heeft ertoe geleid dat mestwetgeving erg ingewikkeld is geworden met veel specifieke aanpassingen en uitzonderingen.

Nieuwe regelgeving

Volgens demissionair minister Schouten heeft zowel de overheid als de landbouw baat bij een eenvoudigere en meer robuuste wetgeving. Daartoe is al drie jaar geleden de eerste aanzet gegeven. Tijdens vele sessies hebben veehouders, telers, adviseurs, leveranciers en verwerkende industrieën hun mening kunnen geven over hoe nieuwe regelgeving eruit moet gaan zien. Met deze inbreng vanuit de praktijk zijn de kaders van de nieuwe mestwetgeving gepresenteerd in de kamerbrief ‘Contouren van het nieuwe mestbeleid’ in september 2020.

Het nieuwe mestbeleid bestaat uit 3 pijlers:

  1. Grondgebondenheid voor melk- en rundveehouderij

Bedrijven moeten op termijn 100% van hun geproduceerde mest binnen het eigen bedrijf aan kunnen wenden. Welke criteria gaan gelden is nog onduidelijk (melk/ha, fosfaat/ha, dieren/ha). Bedrijven die nu niet grondgebonden zijn, moeten dus aanpassingen doen in areaal, aantal dieren of door samenwerkingsovereenkomsten met een akkerbouwer. Ter verantwoording wordt gesproken over een Afrekenbare Stoffenbalans waarin stikstof, fosfaat en koolstof (organische stof) moeten worden aangegeven.

  1. Afvoer en verwerking van mest voor niet-grondgebonden bedrijven

De overige bedrijven (voornamelijk varkens- en pluimveebedrijven) die niet-grondgebonden zijn, moeten alle geproduceerde mest afzetten naar grootschalige professionele mestverwerking. Deze mestverwerking dient gericht te zijn op binnenlandse afzet in plaats van, zoals nu, op export naar het buitenland. Dit betekent dat er voor mestafnemers alleen nog bewerkte varkens- en kippenmest beschikbaar zal zijn.

  1. Gebiedsgerichte aanpak

Onderdeel van de herziening van het mestbeleid is een speciale aanpak voor de zuidelijke zand- en lössgronden. Daarbij wordt ingrijpen in het bouwplan, inzet van vanggewassen en bufferstroken en nogmaals aanscherping van normen niet uitgesloten.

Uitdiepen Actieprogramma

De pijlers 1 en 2 zullen naar verwachting aan gaan vangen vanaf 2026 wanneer het 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn gaat starten. De gebiedsgerichte aanpak (pijler 3) zal al in het 7e Actieprogramma verwerkt worden dat in 2022 aanvangt.

In deel 3 van deze reeks zullen we de maatregelen voor het 7e Actieprogramma uitdiepen.