Wat te doen met het vergelingsvirus?

We zien op dit moment op steeds meer percelen wintertarwe de schade van het vergelingsvirus zichtbaar worden. In vergelijking met voorgaande jaren is de aantasting fors! Vooral op vroeggezaaide percelen en in luwtes van percelen is de aantasting het ergst. Het vergelingsvirus wordt ook in bijna alle rassen gevonden, er lijken geen rassen te zijn die er minder gevoelig voor zijn.

Hoe is het vergelingsvirus te herkennen?

De symptomen van het vergelingsvirus zijn afhankelijk van infectie in het najaar of het voorjaar. Bij een najaarsinfectie zijn het meestal pleksgewijze haarden in het perceel, zichtbaar na de winter als een geelverkleuring van de bladtoppen. Het virus vermindert de wortelgroei en veroorzaakt bij tarwe een geel- of roodverkleuring van de bladtop en dwerggroei.

Bij een voorjaarsinfectie komen verspreid over het veld individueel aangetaste tarweplanten voor met roodverkleuring van het blad, beginnend aan de bladtop. Dit aangetaste gewas leidt dot slecht afrijpende rechtopstaande aren.

De verkleuring is de wijten aan een combinatie van grote temperatuurverschillen in dag en nacht, vorst, wind, natte grond ligging, etc. Het virus veroorzaakt een eiwittekort waardoor onder andere de aanmaak van chlorofyl stopt. Uiteindelijk functioneren de cellen niet meer, stopt de groei en treedt bladverkleuring op (geel, rood tot paars).

 

Wie brengen het vergelingsvirus over?

Het vergelingsvirus wordt door meer dan 20 verschillende bladluissoorten overgebracht. De voornaamste bladluissoorten in onze regio die het virus overbrengen zijn de vogelkersluis, de roos-grasluis en de grote graanluis. Deze bladluizen raken geïnfecteerd door zich te voeden met besmette planten. Bladluizen geven het virus niet door aan hun nakomelingen, maar alleen via plant op luis.

 

Bevorderlijke factoren luizen

Dit jaar waren de omstandigheden voor luizen bevorderlijk. Veel percelen zijn vroeg gezaaid, het najaar was warm en de winter relatief zacht. Door deze omstandigheden konden de infecties langzaam uitbreiden, waardoor grote delen van de percelen er onder kunnen zitten.

 

Wat kun je er aan doen?

Beneden de 10°C zijn bladluizen minder actief. Een grove stelregel is daarom om niet voor 15 oktober te zaaien. Maar met het opwarmende klimaat en steeds zachtere winters gaat deze stelregel ook niet meer precies op. Het zal de komende jaren steeds langer boven de 10°C blijven. Daarom zal het steeds belangrijker worden om te monitoren op luizen in het najaar. Controleer alle percelen daarom na opkomst. Wanneer de schadedrempel overschreden wordt kies dan voor een bespuiting met een selectieve insecticide om luizen onder de duim te houden.