Heb jij de bodemprocessen inzichtelijk?

Afgelopen dagen was het prachtig weer met flink wat zon en redelijke temperaturen. Het voorjaar is eindelijk echt aangebroken! Bovengronds halen we overdag al bijna 20 graden Celsius, maar hoe warm en vochtig is het ondergronds? Om hier achter te komen, wordt over het algemeen toch “de hand” als instrument ingezet. Door een balletje te maken van de grond, wordt bepaald hoe vochtig die is en hoe warm die aanvoelt. Voor een grove schatting is dit een redelijke indicatie, maar niet echt nauwkeurige en betrouwbare data. Bovendien is het niet te vergelijken, omdat het per persoon verschilt wat iemand vochtig vindt of welke temperatuur wordt gevoeld. Welke processen worden eigenlijk beïnvloed door bodemvocht en bodemtemperatuur?

Bodemverdichting

Bodemverdichting is één van de grootste problemen als het aankomt op de bodem. Te vroeg in het voorjaar het land op gaan en te nat in de herfst zijn funest voor de bodemstructuur. Op het oog is het lastig in te schatten welke temperatuur de grond heeft en hoe vochtig deze is. Vooral op onbegroeide kleigrond kan door regen een verslempte toplaag of slempkorst ontstaan, waardoor de ondergrond vaak heel moeilijk opdroogt. De bodem kan dus droger lijken dan die is. Een van de factoren die de draagkracht van de bodem bepaalt, is het bodemvochtgehalte. Hoe hoger het bodemvochtgehalte, hoe lager de indringingsweerstand en de draagkracht.

Kieming en opkomstsnelheid

Bij een bodemtemperatuur tussen de 5 en 10 °C gaan de meeste gewassen groeien. Gewassen hebben verschillende kiemtemperaturen. Zo kiemen tarwe en aardappelen al bij circa 4 °C, uien vanaf 7,5 °C, suikerbieten tussen de 8 en 10 °C en cichorei rond de 10 °C. Voor veel gewassen is het belangrijk dat ze vlot boven komen te staan, dus daarom is het belangrijk om rekening te houden met de bodemtemperatuur. 

Bodemplagen

Bodemplagen worden actief bij verschillende temperaturen en vochtgehaltes. Zo wordt het bietenkevertje al actief bij 3 °C, de wortelduizendpoot vanaf 4,5 °C en de springstaart bij 5 °C. De volwassen kniptor komt tussen maart en juni uit de bodem. De larven van de kniptor, ritnaalden, kunnen slecht tegen droge omstandigheden. Bij bodemtemperatuur en bodemvocht kunnen grofweg twee actieve perioden per jaar worden onderscheiden: van maart tot mei en van augustus tot oktober. Als de temperatuur lager is (winter) of het is droger (zomer), dan bewegen ze naar diepere bodemlagen. De bonenvlieg, uienvlieg en wortelvlieg komen pas vanaf eind april/ begin mei. Bruine bonen worden soms al later gezaaid, zodat ze snel genoeg groeien om door de schade van de bonenvlieg heen te groeien.

Sensoren

Bodemvocht en bodemtemperatuur spelen dus een belangrijke rol bij veel bodemprocessen. Waarschijnlijk zal deze informatie in een geïntegreerde teelt nog belangrijker worden. Daarom is het interessant om bodemtemperatuur en -vocht eens te meten met een sensor. De praktische toepassing betreffende effect van bodemverdichting, opkomstsnelheid gewassen en bodemplagen is nog niet altijd ontwikkeld. Maar dit is wellicht een kip-of-eiverhaal. Er zal eerst data moeten worden verzameld om dit inzichtelijk te krijgen.