Fosfaatruimte bouwland 2021

Met ingang van 2021 wordt de fosfaatruimte binnen het stelsel van gebruiksnormen voor bouwland bepaald door een bodemanalyse op basis van P-CaCl2 en P-Al.

De overgang van Pw-getal naar de nieuwe gecombineerde indicator leidt tot grote ongelijkheid op regionaal niveau. Daar waar de overgang op landelijk niveau neutraal zou moeten zijn, zien we juist dat in de oostelijke (zand)gronden de klasse-indeling zo gekozen is dat er meer fosfaatruimte beschikbaar komt. Op de (jonge) zeekleigronden, in met name Zuidwest-Nederland, is de overgang op bedrijfsniveau juist desastreus voor de fosfaat- en dus mestruimte. Dit is erg merkwaardig, juist omdat deze gronden gemiddeld tot laag zitten in de fosfaattoestand en laag in het gehalte organische stof. Om de bodemvruchtbaarheid en bodemweerbaarheid op peil te houden, vraagt deze regio juist al jaren om ruimere normen zodat meer organische stof aangevoerd kan worden.

CZAV heeft afgelopen periode op perceelsniveau van ruim 1500 hectare zuidwestelijke klei (143 percelen) de fosfaatruimte in 2021 vergeleken met de ruimte volgens het oude (huidige) stelsel. Daarbij is de geconstateerde gemiddelde daling meer dan 15% met uitschieters tot 30 kg/ha (van 70 kg P2O5 ruimte naar 40 kg per ha). Berekeningen van CZAV geven aan dat voor het gehele areaal bouwland klei in referentiegebied Zeeland (ruim 90.000 ha), dit een gemiddeld verlies aan fosfaatruimte oplevert van 946 ton fosfaat (equivalent met 270.000 kuub varkensdrijfmest of 500.000 ton compost).

CZAV schaart zich achter de oproep van LTO Nederland en vraagt de overheid om aanpassing van deze fosfaatnormering. De getroffen telers zijn door het huidige stelsel van gebruiksnormen niet in staat om de bodemvruchtbaarheid op peil te houden en ze zien de ruimte om organische stof aan te voeren elke vier jaar verder dalen, terwijl deze regio juist goed scoort op emissies naar grond- en oppervlaktewater